Skip to main content

Melkveehouderij binnen gezonde grenzen loont en heeft de toekomst: Wim Schippers vertelt

Bron foto: pixabay

Na zijn opleiding in Wageningen in de jaren 70-80, heeft Wim Schippers zijn hele werkzame leven natuurtechniek en cultuurtechniek gecombineerd. Wim: “Ik heb daar vorige jaar ook een boekje over geschreven, ‘40 jaar werken met natuur en mensen’, en daarin zie je wat er allemaal is veranderd in de natuur en de landbouw. Maar vooral ook hoe landbouw is ontspoord en natuurbescherming is losgetrokken van voedselvoorziening.” Wim heeft zich lange tijd vanuit Wageningen met veel plezier ingezet voor biodiversiteit bij defensie, waterstaat, spoorwegen, waterschappen, gemeenten, landgoedeigenaren en boeren.

Na twintig jaar zette hij daar een punt achter: “Mijn schoonvader vroeg beide dochters de verantwoordelijkheid voor het boerenbedrijf over te nemen. We hebben daar met z’n vieren de schouders onder gezet en er weer een volledig gemengd bedrijf van gemaakt. De accountant raadde het af omdat het economisch niet haalbaar zou zijn. Maar Wim liet de financiële economie niet dicteren: “Dat maakt de wereld lelijk. Dan vallen op alle niveaus gemeenschappen uit elkaar.” Ze hebben er gepionierd als boer en daarna trad de jongere generatie aan. Wim: “Het is inmiddels in alle opzichten een bijzonder bloeiend boerenbedrijf.”

De afgelopen jaren sprak Wim, met een flinke dosis kennis en praktijkervaring op zak, veel voor groepen boeren en bestuurders. Katja Zweerus, Stichting Deltaplan Biodiversiteitsherstel, bevroeg Wim over zijn visie op verdienmodellen.

 

Je hebt veel ervaring in het adviseren van agrarische bedrijven over kruidenrijk grasland. Wat is de belangrijkste reden voor boeren om bij jou aan te kloppen?

“Gezien mijn achtergrond verwachten veel boeren een verhaal over biodiversiteit – maar daar wil ik het in beginsel helemaal niet over hebben. Zeker nu we in de problemen zitten met stikstof, vertel ik hen liever over het belang van de integratie van kruidenrijk grasland in je bedrijfsvoering. Dit levert namelijk een toekomstbestendig verdienmodel op met als insteek optimale mineralenbenutting en diergezondheid. Biodiversiteit volgt dan vrijwel vanzelf, zoals tot twee generaties terug nog het geval was. Ik vertel ze eigenlijk een heel simpel verhaal over hoe je binnen gezonde grenzen boert, lonend en klaar voor de toekomst.

Boeren klopten al langer bij mij aan voor informatie over kruidenrijk grasland, maar nu willen ze vooral meer weten over verdienmodellen. Ik vertel ze dan dat die twee erg samenhangen. En daar zijn boeren helemaal niet over voorgelicht. Omdat het niet in het eigen belang is van de meeste erfbetreders (adviseurs), wijst niemand van hen boeren erop hoe het mogelijk is om kostenarm te boeren. Niet door maximalisatie van liters en omzet, maar juist door optimalisatie van de bedrijfsvoering. Het constant streven naar meer kan als een boemerang terugkomen; het gaat niet om het uitpersen van hectares en dieren, want dat is een doodlopend verhaal. Wat boeren nodig hebben is een gezond verdienmodel. Dat geeft hen rust en maakt het bedrijf aantrekkelijk voor de toekomstige generaties.”

 

In de werkgroep ‘Verdienmodellen’ sprak je uitgebreid over dat gezonde verdienmodel. Kun je daar wat meer over vertellen?

“Sinds de jaren 60-70 namen overheid, banken, grote zuivelbedrijven en krachtvoerleveranciers in feite de regie over van de boeren. Hun boodschap aan de boeren luidde: zo veel mogelijk produceren op zo weinig mogelijk oppervlakte met behulp van kunstmest en krachtvoer. Er wordt nu dan ook vier keer zoveel liters melk per hectare ‘geproduceerd’, maar per toegediende kilogram stikstof is de melkopbrengst juist gehalveerd. Dat is een enorme verspilling. Om zo’n hoge melkopbrengst te behalen, houden boeren meer dan twee melkkoeien per hectare, en worden externe hectares in het buitenland gebruikt voor krachtvoer. Als je richting de 15.000 liter per hectare gaat, kom je uit op ongeveer 100 procent externe hectares. Al die mineralen haal je hierheen, wat leidt tot grote stikstofoverschotten, toenemende belasting van bodem, water en lucht en steeds strengere regels.  

Als je als boer binnen gezonde grenzen werkt, heb je ongeveer één melkkoe per hectare. Die koe geeft dan gemiddeld 6.000 liter melk bij een hoeveelheid krachtvoer die maar 10 tot 20 procent externe hectares vraagt. Zo haal je veel minder mineralen naar je bedrijf toe, voorkom je stikstofoverschotten en druk je de kosten fors. Bovendien zou je als boer kunnen kijken: kan het voer niet van dichterbij komen, van de akkerbouwer ‘om de hoek’? Dat geeft beiden een financieel voordeel en er kan bovendien uitruil van mest, stro en grasklaver plaatsvinden.  

Om grondareaal en aantal koeien in balans te brengen, pleit ik sterk voor aanpassing van het aantal koeien aan het bestaande areaal. Bij bedrijven tot zo’n 100 melkkoeien kan door werken binnen gezonde grenzen het gat in de opbrengst wat er bij transitie valt, volledig gedicht worden door kostenbesparingen. Het betreft vooral krachtvoer (35%) en kunstmest, mestafvoer, brandstof/loonwerk, energie en water (35%). Verder gaat het om ruwvoer en diergezondheid (20%) en een aantal kleinere posten (10%). Het geheim zit ‘m in meer weiden, veel minder maar beter mesten en het toewerken naar de ideale graslandsamenstelling op je bedrijf: gemiddeld 65 procent grassen en 35 procent kruiden. Dan zijn mineralenbenutting en diergezondheid optimaal, terwijl ook de kostenbesparing maximaal is. Feitelijk komt deze manier van werken neer op een stikstofreductie van maar liefst 70%. Bovendien komen de insecten en andere biodiversiteit weer terug in het landschap. Je koeien zullen dan geen 15.000 liter per hectare leveren, maar omdat je (meer dan) voldoende kosten bespaart, is dat ook niet nodig! ‘Acht is meer dan duizend’: het in acht nemen van gezonde grenzen is meer waard dan maximalisatie van liters en omzet."

 

In andere woorden: het mes snijdt aan twee kanten met enerzijds financieel-economische winst, anderzijds ecologische winst. Dat lijkt me een waardevol perspectief voor boeren. Wat levert het boeren (nog meer) op?

“Daar kan ik kort over zijn: rust. Boeren hoeven niet meer de hele dag ‘aan’ te staan. Voorheen was elke halve liter minder een probleem, dan moest er aan honderd knoppen worden gedraaid om het te compenseren. Dat levert veel stress op voor boeren en hun gezinnen. Er is dan simpelweg geen rust.”

Meer informatie
Vind je het verhaal van Wim interessant en wil je meer weten? In de werkgroep Verdienmodellen van het Deltaplan hield hij een presentatie over boeren binnen gezonde grenzen – en hoe dat lonend is voor het boerenbedrijf.
Hier vind je zijn presentatie.